Wat doe je morgen aan

"Wat doe je morgen aan als we gaan optreden?"

Een vraag die mijn vader nog nooit gesteld had in al die jaren dat we samen op pad gingen; hij als troubadour, ik als zijn gitarist/begeleider.
Het interesseerde hem nooit wat. 
Het was dan ook iets wat ik altijd met mijn moeder regelde.
Maar nu vroeg hij het wel, terwijl ik draaierig en zweterig mezelf vasthield aan de trapleuning in de hoop niet voorover van de trap te vallen.
Ik keek hem aan. De vraag drong niet eens goed tot me door.
Ik had gehoopt op: "Laten we er over praten, met iemand erbij", of "Ik hoop dat het nooit meer gebeurt, want papa en mama houden van je."
Maar geen van beiden. Nee, "Wat doe je morgen aan als we gaan optreden?"
Een dag voor mijn twintigste verjaardag op vijf november, stond ik voor het eerst sinds negenentwintig oktober weer beneden.
De slaappillen waren uit mijn maag gespoeld. Het was iets meer dan een hele strip, geloof ik.
Groggy nog, maar ik was er nog en dat wilde ik niet. 
De ruzie op  die oktoberavond was de zoveelste op rij.
Meestal kon ik wel vluchten naar boven, naar mijn kamer en met de deur smijten. Dan was ik mijn woede wel kwijt. Maar díe avond niet. Toen escaleerde het, rende ik naar boven en nam, in een opwelling, alle slaappillen die ik nog had.
Op een kladblok begon ik: 'Lieve papa en mama'.
Daarna was er alleen wat gekrabbel en een streep naar beneden. 
Niets meer. Weg. In slaap.
Jarenlang voelde ik me gepest in discussies met hem. Dat deed hij, zo zei hij, om me te harden. Om me mondfiat te maken. Maar de zogenaamde discussies eindigden altijd in ruzie, omdat hij altijd gelijk wilde hebben en ik, als manneke van negentien jaar, niet tegen zijn drift en stemverhef opgewassen was.
Vaak ging het over eigenlijk helemaal niets.
Maar díe avond ging het om 'anders zijn', waarmee hij homofiel of lesbisch bedoelde.
Andere smaken waren er in die tijd nog niet. In ieder geval niet in zijn hoofd.
Maar ik voelde, ik wíst dat ik 'anders' was. Mijn lijf klopte niet met hoe ik me voelde. Als ik naar beneden keek, dan zag ik dat ik zo plat als een stuiver was, terwijl ik twee mooie rondingen had moeten zien.
Keek ik verder naar beneden, dan hing daar die piemel. Makkelijk als je buiten moest plassen. De seks ermee was ook prima. Ik had er geen hekel aan, in tegendeel. Het zat er nou eenmaal een en dat was prima, het hoorde bij mij. Maar wat er ook hoorde zat er niet een dat was het grootste gemis. Mijn kleren waren jongenskleren en geen leuke jurkjes met mooi behakte schoenen eronder.
Anders zijn: onbespreekbaar... onbespreekbaar.
Mijn moeder wist dat ik me anders voelde; ze wist het.
Na een uitleg over borsten aan mijn zusje van negen, had ik haar namelijk gevraagd (ik was twaalf) wanneer ik borsten kreeg.
Haar ogen vlogen zowat uit haar oogkassen. Zoals in een tekenfilm.
Er werd mij verteld dat ik een jongetje was, dat ik nooit borsten zou krijgen. 
Kijk maar naar papa. 
Een papa waarmee dit onderwerp niet te bespreken was, want iedereen die 'anders' was, moesten ze als lemmingen de zee injagen en afmaken.
Dus mijn 'anders zijn' was voor mij een onmogelijk onderwerp. Je wilt immers niet afgemaakt worden door je eigen vader. Ik wilde dan maar als jongetje gezien worden. Voldoen aan zijn standaard. Dat was veilig.
Dus werd er katttenkwaad uitgehaald. Vaak met klappen of een trap onder mijn achterste tot gevolg. En over de knie. Ouderwets over de knie. Zelfs nog toen ik een jaar of zestien was.
Soms werd er, in mijn ogen om niets, opeens tegen me geschreeuwd. Kreeg ik een klap, of werd ik naar boven geschopt. Of zonder eten naar bed, afhankelijk van wat ik had uitgehaald.
Kattenkwaad uithalen, of een grote mond opzetten, waren een manier om gezien te worden door hem; de klappen ten spijt. 
Kon ik niet gezien worden als wie ik was, dan maar op een andere manier, maar gezien worden door hem zou ik.
Een andere manier was ook ervoor zorgen dat ik goed gitaar kon spelen, dat ik naar het conservatorium kon. En dat deed ik echt niet voor mezelf. Nee, hij had als kind zelf graag naar het conservatorium gewild en ík kon het hem nu geven, hoewel ik zelf liever de bejaardenzorg was ingegaan. Maar dat ging niet. Sterker nog, ik mocht geen andere studie gaan doen. "Maak eerst je gitaarstudie maar af jongen, daarna kun je altijd nog zien."
Ik deed het. Om hem te pleasen, achteraf gezien. Om geen klappen te krijgen, geen discussies. Maar vooral om te pleasen en om gezien te worden door hem.
Helaas kreeg ik er míj niet voor terug.
Ik voelde me niet de jongen die ik in de spiegel wel was. Dat was een onbespreekbaar onderwerp.
    De discussie liep volledig uit de hand, op die negenentwintigste oktober.
Hij viel de mensen aan die 'anders' waren. Viespeuken waren het, niet geschikt voor het huwelijk, voor een relatie. Eigenlijk niet geschikt voor het leven. Die hadden geen bestaansrecht, die moesten dood.
Op dát moment tekende hij mijn doodvonnis. Ik moest dood!
Ik stormde naar boven, smeet met de deur en nam alle pillen in één keer. Zonder water.
Een tijdje later -geen idee meer of dat na uren was of na een kwartier- vond mijn moeder me. Ik heb nog wel wat meegekregen van de paniek. 
De paniek, het geschreeuw naar mijn vader en haar tranen waren op dat moment een uiting van mij liefhebben. 
Van de spoelingen in het ziekenhuis weet ik niets meer. Wel dat er door mijn moeder, toen ik weer thuis was, elk half uur met mij door de kamer gelopen werd. Ondersteund door een klein Indisch vrouwtje, waggelend door de kamer, om me wakker te houden. Een dag, twee dagen? Ik weet het niet meer, het is weg.
En toen kwam langzaam het besef dat ik er nog was, dat alles gewoon door zou gaan. 
Dat ik me 'anders' zou blijven voelen en dat dat onbespreekbaar zou blijven. Dat ik een jongen was die op termijn wel gewoon zou trouwen en, als het geven zou worden, het hele huisje boompje beestje riedeltje zou leven. 
En gitarist zou worden. 
    Negenentwintig  oktober, de pillenslikdag, is nog altijd een zware dag voor mij. Dan word ik er aan herinnerd dat ik bij mijn vader nooit echt mezelf kon zijn. Dat ik zó niet mezelf kon zijn dat hij mij zelfs dood verklaarde. De man waar ik echt alles voor over had. De man waarvan ik hoopte dat ik daar ooit tegen had kunnen zeggen dat ik geen jongen was, maar een vrouw. 
De man waarvan ik gehoopt had dat ik om zijn hulp kon vragen.
Een onmogelijke man waar ik, ondanks alles, zielsveel van hield. 
    Vier november, de "Wat doe je morgen aan als we gaan optreden"-dag.
De dag dat ik, amper levend, moest nadenken hoe ik hem kon pleasen door een passend antwoord te geven op een vraag waarvan ik niet eens snapte dat hij die stelde. Ik had een knuffel gewild. Een "Sorry, ik hou van je". Desnoods een ongemakkelijke stilte.
Maar nu moest ik nadenken over wat ik zou aandoen bij een optreden op mijn verjaardag, een dag later. 
Een dag dat ik een zaal vol mensen moest vermaken, moest laten lachen tijdens een optreden met mijn vader. Een vader die me een paar dagen daarvoor nog dood wenste... in mijn beleving.
Ik weet nog dat ik, eenmaal van de trap, achter een bankje ben gaan zitten dat dwars in de kamer stond en vreselijk heb zitten huilen.
Mijn moeder kwam me een aai over mijn bol geven en door haar tranen heen zei ze: "Ik hou van je, dit mag je nooit meer doen."
En ik heb het nooit meer gedaan. Tenminste niet in het echt. Wel in gedachten. Al negenendertig jaar lang please ik in gedachten zo mijn vader voor het laatst met mijn dood.
Want iedereen die anders is moeten ze als lemmingen de zee in jagen en afmaken.

Reacties

  1. Zeer aangrijpend Mijke , hopelijk heb je nu wat meer je draai kunnen vinden in het zijn wie je had willen zijn . Ik wens je heel veel kracht toe voor die rot dagen . groet & liefs Johan

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hallo Mijke, Ik las je blog en werd daar erg verdrietig van. Wat moet jij het moeilijk hebben gehad. Normaal gesproken reageer ik niet zo snel, omdat ik het vaak moeilijk vindt om de juiste woorden te vinden om recht te doen aan jouw verhaal en gevoel. Nu doe ik dat wel, omdat ik vanmiddag op twitter hele akelige foto's voorbij zag komen waarin jij gepest werd. Afschuwelijk! Echt afschuwelijk! En nu vanavond zie ik dat je je twitteraccount hebt opgeheven en ik begrijp dat, maar vind het ontzettend jammer, want ik genoot zo van je schrijverijtjes! Ik vind het echt vreselijk voor je dat dit is gebeurd en wilde dat toch even tegen je zeggen! Je bent een mooi mens Mijke, vergeet dat niet! Veel liefs, Annemarie.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Oef....

    Ik, die vaak mijn woordje wel klaar heb, weet even niets meer te zeggen. Niets zou goed genoeg zijn. 😘

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Beledigingen, uitgescholden worden en geweld. Een tweet.

Nooit meer vaderdag

Spekje