Martha
Nooit eerder was ze zó verdrietig
Martha keek naar de foto's aan de muur; vijf lachende gezichtjes.
Vijf kinderen wiens verdriet ze voelde, maar die ze niet verdrietig wilde zien om haar, om Martha.
Er was veel gebeurd en ze snapte heel goed waar het verdriet, de pijn en de boosheid vandaan kwamen.
Maar haar besluit stond vast. Het kon niet anders dan hun nog één keer verdriet te moeten doen.
Nog één keer.
Het afscheidsbriefje was geschreven en lag keurig gevouwen op het bureau in de werkkamer.
Ze had het grondig voorbereid.
Het briefje, geld op tafel voor onderdak voor haar honden en een touw.
Een touw waarvan het uiteinde geknoopt was in een lus die gemakkelijk open en dicht kon schuiven.
Ze had er lang op moeten oefenen, op die lus. Maar uiteindelijk had ze de perfecte lus in het perfecte touw: een touw dat niet gemakkelijk door te snijden was.
Voordat ze vertrok keek ze nog een keer de kamer rond, liet een hand over elk van de vijf foto's gaan en gaf de honden een laatste kus.
Met het geknoopte touw in haar handen stapte ze naar buiten, trok de deur achter zich dicht en draaide met een handige beweging de sleutel voor een laatste keer rond. Linksom, op slot.
Ze zou hier nooit meer terugkomen; haar besluit stond vast.
Terwijl ze naar het bos liep, naar de boom die ze tijdens haar wandelingen met de honden zorgvuldig had uitgekozen, voelde ze voor het eerst bewust hoe de zon op haar huid brandde en viel het haar op hoe mooi het gezang van de diverse vogels klonk.
Het was haar nooit eerder opgevallen.
Daarna dwaalde haar gedachten af in het grote niets.
Ze dacht niet meer, ze zag niet meer en ze hoorde niet meer.
In een grote waas liep ze naar de plek waar het zou gebeuren.
Het touw stevig in haar linker hand, haar id-kaart in haar rechterhand en in haar jaszak een briefje met haar adres en de woorden "Sorry aan degene die mij vindt."
Ze was het zich niet bewust, maar het was een lange wandeling.
Niet zozeer door de afstand, maar door het trage tempo dat ze liep. Maar uiteindelijk zag ze de uitgekozen boom.
Ze liep er naartoe, wreef een keertje over de knokige stam en keek naar boven naar de dikke tak die ze had uitgekozen om straks haar levenloze lichaam te dragen.
De id-kaart en het briefje en legde ze onder aan de voet van de dikke, bemoste boom; zodanig dat deze wel gevonden móesten worden.
Het touw werd uitgerold en met een flinke zwaai gooide Martha de lus omhoog, in de verwachting dat deze met een boog om de dikke tak terug in haar handen zou vallen.
Ze miste.
En weer gooide ze ... en weer ... en weer.
Maar hoe hard ze ook gooide, het touw bereikte nooit de gewenste hoogte.
Vertwijfeld stond ze onder de boom; tranen begonnen te vloeien en een kreet van innerlijke pijn verstomde het gezang van de vogels.
Ze zou het touw er nooit overheen gegooid krijgen.
Op het bankje tegenover de boom ging ze zitten, haar hoofd in haar handen en onbedaarlijk hard huilend.
Zó lang had ze gewacht op dit moment. Het moment waarop alles bij elkaar zou komen. Verdriet, uitzichtloosheid, durf en innerlijke rust en tevredenheid met wat ze zou gaan doen.
En zelfs dít kon ze niet; net zoals zoveel dingen in het leven die ze niet kon, die mislukt waren.
Net zoals dat zíj mislukt was.
En nu zou ze verder moeten leven in een leven dat ze niet wilde.
Een leven dat zij niet aankon maar wat ze ook anderen niet aan wilde doen.
Ze wilde niet alleen zelf de pijn van het bestaan niet meer voelen, maar zij wilde ook anderen haar bestaan besparen. Uit pure liefde.
"Dat is een beste boom die je hebt uitgezocht."
Een donker mannenstem haalde haar terug uit haar gedachten.
"Sorry?"
"Je hoorde me wel, dat is een beste boom die je hebt uitgezocht."
Martha keek naar de man die naast haar op het bankje was komen zitten.
Ondanks de warmte droeg hij een vale, lange regenjas die hij tot bovenaan had dichtgeknoopt.
Hij had een baardje van een paar dagen en zijn haren waren ongekamd.
Martha had hem niet eerder gezien.
"Mag ik je wat vragen?"
Martha luisterde naar zijn sonore stem.
Ze antwoordde niet.
"Heb je vrienden en vriendinnen, broers of zussen?"
Ze gaf een klein bevestigend knikje.
"Heb je kinderen?"
Weer bevestigde Martha zijn vraag met een klein knikje.
De man in de regenjas liet even een stilte vallen; een pijnlijke stilte.
"hmmm....mensen die van je houden. Dan zou ik het niet doen."
Hij zette zijn woorden kracht bij door kort met zijn hoofd te schudden.
Langzaam stond hij op en liep naar de boom.
Hij raapte het touw, de id-kaart en het briefje op en gaf alleen de id-kaart terug aan Martha.
Martha hield haar hand uitgestrekt om ook het touw en het briefje terug te krijgen.
De man schudde zijn hoofd.
"Ik zou het niet doen" herhaalde hij en in een rustige pas liep hij van haar weg.
Langzaam draaide Martha de sleutel met een handige beweging van het slot. Rechtsom van het slot, zoals ze al talloze malen had gedaan.
Maar nooit zo bewust als nu.
Toen ze de deur opende, sprongen haar honden tegen haar op. Blij om haar weer te zien.
En net zo blij keken haar vijf kinderen naar haar vanaf de foto's aan de muur.
Elk van die vijf kinderen leek te zeggen: "Ik zou het niet doen."
En ze had het niet gedaan, hoewel ze er ook later nog vaak genoeg aan had gedacht.
Ook aan de man in de vale regenjas.
Wat was ze blij nu, dat hij naast haar was komen zitten.
En wat was ze zielsgelukkig dat ze geen keukentrapje bij zich had gehad, op die zonnige dag met het mooie gezang van diverse vogels.
Martha keek naar de foto's aan de muur; vijf lachende gezichtjes.
Vijf kinderen wiens verdriet ze voelde, maar die ze niet verdrietig wilde zien om haar, om Martha.
Er was veel gebeurd en ze snapte heel goed waar het verdriet, de pijn en de boosheid vandaan kwamen.
Maar haar besluit stond vast. Het kon niet anders dan hun nog één keer verdriet te moeten doen.
Nog één keer.
Het afscheidsbriefje was geschreven en lag keurig gevouwen op het bureau in de werkkamer.
Ze had het grondig voorbereid.
Het briefje, geld op tafel voor onderdak voor haar honden en een touw.
Een touw waarvan het uiteinde geknoopt was in een lus die gemakkelijk open en dicht kon schuiven.
Ze had er lang op moeten oefenen, op die lus. Maar uiteindelijk had ze de perfecte lus in het perfecte touw: een touw dat niet gemakkelijk door te snijden was.
Voordat ze vertrok keek ze nog een keer de kamer rond, liet een hand over elk van de vijf foto's gaan en gaf de honden een laatste kus.
Met het geknoopte touw in haar handen stapte ze naar buiten, trok de deur achter zich dicht en draaide met een handige beweging de sleutel voor een laatste keer rond. Linksom, op slot.
Ze zou hier nooit meer terugkomen; haar besluit stond vast.
Terwijl ze naar het bos liep, naar de boom die ze tijdens haar wandelingen met de honden zorgvuldig had uitgekozen, voelde ze voor het eerst bewust hoe de zon op haar huid brandde en viel het haar op hoe mooi het gezang van de diverse vogels klonk.
Het was haar nooit eerder opgevallen.
Daarna dwaalde haar gedachten af in het grote niets.
Ze dacht niet meer, ze zag niet meer en ze hoorde niet meer.
In een grote waas liep ze naar de plek waar het zou gebeuren.
Het touw stevig in haar linker hand, haar id-kaart in haar rechterhand en in haar jaszak een briefje met haar adres en de woorden "Sorry aan degene die mij vindt."
Ze was het zich niet bewust, maar het was een lange wandeling.
Niet zozeer door de afstand, maar door het trage tempo dat ze liep. Maar uiteindelijk zag ze de uitgekozen boom.
Ze liep er naartoe, wreef een keertje over de knokige stam en keek naar boven naar de dikke tak die ze had uitgekozen om straks haar levenloze lichaam te dragen.
De id-kaart en het briefje en legde ze onder aan de voet van de dikke, bemoste boom; zodanig dat deze wel gevonden móesten worden.
Het touw werd uitgerold en met een flinke zwaai gooide Martha de lus omhoog, in de verwachting dat deze met een boog om de dikke tak terug in haar handen zou vallen.
Ze miste.
En weer gooide ze ... en weer ... en weer.
Maar hoe hard ze ook gooide, het touw bereikte nooit de gewenste hoogte.
Vertwijfeld stond ze onder de boom; tranen begonnen te vloeien en een kreet van innerlijke pijn verstomde het gezang van de vogels.
Ze zou het touw er nooit overheen gegooid krijgen.
Op het bankje tegenover de boom ging ze zitten, haar hoofd in haar handen en onbedaarlijk hard huilend.
Zó lang had ze gewacht op dit moment. Het moment waarop alles bij elkaar zou komen. Verdriet, uitzichtloosheid, durf en innerlijke rust en tevredenheid met wat ze zou gaan doen.
En zelfs dít kon ze niet; net zoals zoveel dingen in het leven die ze niet kon, die mislukt waren.
Net zoals dat zíj mislukt was.
En nu zou ze verder moeten leven in een leven dat ze niet wilde.
Een leven dat zij niet aankon maar wat ze ook anderen niet aan wilde doen.
Ze wilde niet alleen zelf de pijn van het bestaan niet meer voelen, maar zij wilde ook anderen haar bestaan besparen. Uit pure liefde.
"Dat is een beste boom die je hebt uitgezocht."
Een donker mannenstem haalde haar terug uit haar gedachten.
"Sorry?"
"Je hoorde me wel, dat is een beste boom die je hebt uitgezocht."
Martha keek naar de man die naast haar op het bankje was komen zitten.
Ondanks de warmte droeg hij een vale, lange regenjas die hij tot bovenaan had dichtgeknoopt.
Hij had een baardje van een paar dagen en zijn haren waren ongekamd.
Martha had hem niet eerder gezien.
"Mag ik je wat vragen?"
Martha luisterde naar zijn sonore stem.
Ze antwoordde niet.
"Heb je vrienden en vriendinnen, broers of zussen?"
Ze gaf een klein bevestigend knikje.
"Heb je kinderen?"
Weer bevestigde Martha zijn vraag met een klein knikje.
De man in de regenjas liet even een stilte vallen; een pijnlijke stilte.
"hmmm....mensen die van je houden. Dan zou ik het niet doen."
Hij zette zijn woorden kracht bij door kort met zijn hoofd te schudden.
Langzaam stond hij op en liep naar de boom.
Hij raapte het touw, de id-kaart en het briefje op en gaf alleen de id-kaart terug aan Martha.
Martha hield haar hand uitgestrekt om ook het touw en het briefje terug te krijgen.
De man schudde zijn hoofd.
"Ik zou het niet doen" herhaalde hij en in een rustige pas liep hij van haar weg.
Langzaam draaide Martha de sleutel met een handige beweging van het slot. Rechtsom van het slot, zoals ze al talloze malen had gedaan.
Maar nooit zo bewust als nu.
Toen ze de deur opende, sprongen haar honden tegen haar op. Blij om haar weer te zien.
En net zo blij keken haar vijf kinderen naar haar vanaf de foto's aan de muur.
Elk van die vijf kinderen leek te zeggen: "Ik zou het niet doen."
En ze had het niet gedaan, hoewel ze er ook later nog vaak genoeg aan had gedacht.
Ook aan de man in de vale regenjas.
Wat was ze blij nu, dat hij naast haar was komen zitten.
En wat was ze zielsgelukkig dat ze geen keukentrapje bij zich had gehad, op die zonnige dag met het mooie gezang van diverse vogels.
Reacties
Een reactie posten