Miriam
Met tranen in zijn ogen keek de man naar de steen.
Een steen tussen zovele andere stenen. Maar hij keek speciaal naar deze ene steen. Een steen die, glad gestreken door de tijd, glom als een spiegel.
Hij had niet echt veel op met die steen, maar toch bleven zijn ogen gefixeerd op dat ene stukje waar de tijd nog geen vat op had gehad. Dat was het stukje waar haar naam stond... Miriam.
Hij had de steen niet nodig om aan haar te denken, dat deed hij elke dag. Maar zoals elk jaar was hij ook nu weer gekomen, om even alleen te zijn met de steen. Hij opende een klein flesje champagne, schonk een glaasje in en dronk het, nadat hij een proostende beweging had gemaakt, in een teug leeg.
"Lieverd, gefeliciteerd met je verjaardag. Ik drink een glaasje op jouw verjaardag, zoals we vroeger samen deden. Weet je nog, die keer dat ik de fles wilde openen, staand in een roeiboot? Wat waren we nat geworden hè. Dat kon ook niet anders, want die fles spatte uit elkaar toen ik 'm op de bodem van die roeiboot liet vallen. Gelukkig raakten we niet gewond door al dat glas. Maar gelachen hadden we wel. We hadden veel plezier hè, zo samen. Wat we ook ondernamen, we hadden altijd veel plezier.
Zelfs toen je ziek werd. Jij kon altijd alles relativeren met je humor. 'Als ik lach dan voel ik geen pijn' , zei je altijd. Maar ik zag hoeveel pijn je had. Weet je hoe ik dat zag? Aan je ogen. Jij kon soms zó hard lachen, maar als je pijn had, dan lachten je ogen niet met je mee. En op het laatst lachten die helemaal niet meer, toen waren er alleen nog tranen. En niet alleen van de pijn, hè, lieverd. Nee, vanwege het bewustzijn dat je leven snel voorbij zou zijn. En toen je niet meer lachte, kwam het einde ook snel in zicht. Té snel. Ach, wat is te snel. Je bent overleden voordat de pijn echt ondraaglijk werd. Je hebt nog afscheid kunnen nemen van de mensen waarvan je hield, je bent nog met de wensambulance weggeweest om nog één keer je voeten in het zand van het strand te zetten en we hebben nog alles kunnen zeggen tegen elkaar wat we nog wilden. En op alle momenten dat ik dacht dat je zou overlijden deed je dat niet. Nee, toen ik net even drie minuten naar het toilet was geweest bleek je overleden. Je had een glimlach op je gezicht, alsof je erom moest lachen dat ik net dat moment gemist had. Weet je dat ik niet eens meer weet hoe je stem precies klonk? Weet je hoeveel spijt ik nu heb dat ik nooit filmpjes van je heb opgenomen? Dan had ik je nog een keer kunnen zien lachen. En dan had ik je luide stem nog een keer kunnen horen als je aan het zingen was bij het kampvuur. Want dat deed je zo graag, zingen. Maar het is te laat. Er zijn geen filmpjes, geen geluidsopnames van je. Alleen foto's. En deze steen. Ik hoop heel snel bij je te zijn en anders dan drink ik hier volgend jaar weer een glas met je.”
Hij veegde wat over de letters op de steen en trok wat onkruid uit de grond. Het was geen noodzaak, het lag er allemaal netjes bij.
Na een tweede glas -en nog een halve- stopte hij de lege fles in de ene zak van zijn regenjas en in de andere zak liet hij voorzichtig het glas verdwijnen. Met een rustige beweging zette hij zijn hoed op en verliet, zonder nog een keer om te kijken, zwijgend de begraafplaats. De grote gietijzeren poort piepte bij het sluiten. Met een harde, metaalachtig klinkende klik liet deze horen dat zij gesloten was.
Zijn vriendin wachtte op hem, een eindje verderop, op het bankje in het park tussen de bomen, waar ze elk jaar op hem wachtte.
“Gaat het lieverd?”
“Nee, het gaat niet. Een vader hoort zijn dochter niet te overleven. Het is gewoon niet eerlijk”.
In stilte liepen ze naar huis, waar stilzwijgend de erwtensoep werd gegeten.
Zoals elk jaar op haar verjaardag.
Reacties
Een reactie posten